Als beginnende schrijver zoek ik informatie over hoe je moet schrijven. Daarbij lees ik overal adviezen van anderen, zowel van ervaren schrijvers als van would be schrijvers… Naast het ‘Enkel woorden die je schrijft, kan je verbeteren’ is het adagium ‘Show don’t tell’ oftewel ‘Toon, vertel niet’ een weerkerende opdracht. Hiermee wil men zeggen dat je in een verhaal moet tonen wat er gebeurt in plaats van het te vertellen. Als je alleen maar vertelt, dan krijg je een heel saai boek. Lijkt simpel. Ik had er nooit echt verder bij nagedacht. Maar recent raadde iemand (vermoedelijk een YouTuber) een boek aan, namelijk ‘Understanding Show, Don’t Tell (and really getting it)’ van Janice Hardy. En dat boek was beschikbaar in KoboPlus dus leek het me een goed idee om dat eens te lezen.
Waar gaat het over?
Dat is de grote vraag natuurlijk. Wanneer ‘vertel’ je iets als schrijver en wanneer ‘toon’ je het? Eenvoudig uitgelegd gaat het om het verschil tussen de actie beschrijven en de effectieve actie. Duidelijker?
Ik dacht het niet…
Een mooi voorbeeld is het volgende:
“Ga weg!” zegt ze boos.
“Ga weg!” roept ze en ze slaat de deur dicht in mijn gezicht.
In de eerste versie beschrijf je dat ze boos is en in de tweede toon je hoe dat boos zijn eruit ziet. Dit lijkt me al iets duidelijker.
Wanneer gebeurt het?
Er zijn verschillende momenten in een boek waarop je te veel kan vertellen. Een eerste voorbeeld zag je hierboven waarbij een emotie wordt beschreven in plaats van getoond. Dit gebeurt vaak door middel van bijvoeglijke naamwoorden (angstig, boos, verdrietig, etc.). Vandaar dat één van de tips bij het ‘show don’t tell’ vaak is dat je geen bijvoeglijke naamwoorden mag gebruiken. Gelukkig nuanceert Janice Hardy dit. Soms zijn bijvoeglijke naamwoorden nuttig maar het klopt wel dat je vaak andere woorden kan gebruiken om bijvoorbeeld te tonen dat een personage angstig is ipv gewoon te schrijven ‘zegt ze angstig’.
Wat je ook dikwijls ziet in een boek, zijn uitgebreide beschrijvingen van omgevingen of van het verleden van een personage, zijn of haar achtergrondverhaal. In dat geval ‘stopt’ het verhaal eigenlijk om de informatie te delen. Het personage doet op dat moment niets, de schrijver deelt informatie of vertelt wat er gebeurt. Iedereen heeft wel boeken gelezen waarin je stukken oversloeg omdat het alleen maar beschrijvingen waren. En dat is natuurlijk niet de ambitie van een schrijver.
Hoe kan je het vermijden?
De auteur van dit boek geeft verschillende tips om beschrijvende stukken te vinden in je eigen boek én te veranderen in tonende stukken. Eerst en vooral bevestigt ze dat het soms wel kan om iets te beschrijven dus je moet niet altijd alles tonen. Een geruststelling.
Ze deelt een lijst van ‘rode vlaggen’, woorden die je kunnen leiden naar tekst die beschrijvend is in plaats van te tonen. Een voorbeeld, het woord ‘beslist’. Als je dit gebruikt dan beschrijf je dat een personage iets gaat doen en niet wat het personage doet. ‘Ik besliste om een mes in zijn borstkas te rammen’ ten opzichte van ‘Ik nam het grootste mes in de keuken en ramde het in zijn borstkas.’ En zo zijn er heel veel woorden die je zou kunnen opzoeken bij de revisie. Heel wat van die woorden herkende ik en zullen dus zeker nuttig zijn. Het nadeel van dit Engelstalig boek is dat je zelf op zoek moet gaan naar de Nederlandstalige ‘rode vlaggen’.
Een andere tip die ze meegeeft, is om bij een zin, een paragraaf of een hoofdstuk na te gaan of een observator door te kijken naar het personage zou weten wat er gebeurt of hoe het personage zich voelt. Als je enkel beschrijft dan kan je als lezer niet zien of beleven wat het personage ziet of voelt. Het moet voor een observator duidelijk zijn waarom het personage iets doet, zonder dat je het vertelt.
Je kan bijvoorbeeld zeggen:
‘Hij rende weg omdat hij de twee snoeprepen had gestolen.’
Maar beter is:
‘De snoeprepen brandden in zijn zak. Met zijn linkerhand in zijn zak, hield hij ze stevig vast. Als ze nu maar geen controle doen. Hij liep het beveiligingspoortje door en sprintte naar huis.’
Het ‘show don’t tell’-principe is ook een opportuniteit om de stem van je personage te tonen. Als je de omgeving beschrijft vanuit een depressieve moeder of vanuit een vrolijke tiener dan krijg je een heel andere tekst. Je kan dus tonen hoe het personage de wereld ziet, in plaats van hoe de schrijver de wereld ziet.
En nu de perfectie?
Ik vond dit een zeer verrijkend boek. Het is eentje dat ik bij mijn volgende redactiepoging er terug bij zal nemen. Er staan heel veel nuttige tips in en ik zie nu sneller wanneer er iets verteld wordt, iets saai is. Het is nu alleen nog een kwestie van het geleerde in de praktijk brengen (een klein detail…). In ieder geval een aanrader voor iedereen die begint met schrijven.