Zoals aangekondigd in de blog van 18 januari hebben we dit voorjaar een citytrip ondernomen. Het is uiteindelijk Parijs geworden. We wilden vooral graag Versailles bezoeken. Bij vorige trips naar Parijs was dat niet gelukt. Vandaag op experimentele woensdag neem ik je graag mee naar ons bezoek aan Versailles op vrijdag 17 maart. Over het reizen naar Parijs in maart volgt nog een blog op de experimentele woensdag van 17 mei.
Praktisch
We hebben op voorhand tickets geboekt op de officiële Versailles-website. Je moet dan ook al een tijdslot aanduiden en wij mikten op 11 uur. Dat leek ons wel haalbaar zonder al te vroeg moeten opstaan, het is tenslotte verlof.
We zijn vanuit Parijs met de trein naar Versailles (Rive Gauche) gegaan (op 5 minuten stappen van de ingang) en we waren mooi op tijd. Wat mij direct opviel was de drukte. Het was 17 maart, pas vanaf 1 april gaan ook de stallen open en zijn de tuinen in al hun glorie te bewonderen met muzikale fonteinen, en toch. Het was heel druk, veel drukker dan ik me had voorgesteld.
Wij hebben de neiging om naar drukke plekken te gaan op kalme momenten. We zijn dikwijls alleen in een museum of een kasteel omdat we de enige zijn die er op dat moment aan denken. Maar dus niet bij Versailles. Het was waarschijnlijk ook naïef om te denken dat zo’n bekend monument ook kalme momenten heeft. En al zeker niet zo kort nadat er op Netflix een serie was rond Versailles en zijn zonnekoning.
Een tegenvaller was bovendien dat er naast de zaken die pas op 1 april openen, er nog verschillende andere vertrekken niet toegankelijk waren. En dat was nergens aangekondigd. Hierdoor liepen we even rond als kippen zonder kop op zoek naar dingen die niet te vinden waren.
Het kasteel
Verrassing: het kasteel is groot. Dat alleen maakt het al indrukwekkend. Er zijn twee grote vleugels: een noord- en een zuidvleugel naast een middenstuk rond het marmeren plein.
In het kasteel zelf zijn de gebruikelijke ruimtes te zien die je ook in andere kastelen ziet: slaapkamers, voorvertrekken, navertrekken, wachtruimtes en mijn favoriet: de bibliotheken. In vergelijk met andere kastelen die we al gezien hebben, staat er betrekkelijk weinig meubilair in Versailles dus dat viel ons een beetje tegen.
Het gebouw zelf is aan de binnenkant ook niet echt spectaculair versierd met beelden of prachtige plafonds. Uiteraard is de spiegelzaal wel heel mooi om te zien. Maar door de drukte kon ik er niet echt van genieten. Er liep continu iemand voor mijn voeten of ik liep voor iemand anders zijn voeten. De spiegels zouden ook wel deugd hebben van een vernieuwing. Ik kan me voorstellen dat het een fantastisch zicht moet geweest zijn toen alles nog opgeblonken was.
Over het algemeen vond ik het kasteel op zich dus wel wat teleurstellend. Mogelijk heeft dat ook te maken met de vele verhalen die ik er al over hoorde, las en zag. Daardoor heb ik een beeld in mijn hoofd gevormd dat niet overeenkomt met de werkelijkheid.
De tuinen
Naast het kasteel zijn natuurlijk de tuinen een belangrijke trekpleister van Versailles. Wij waren verrast dat er reliëf zat in de tuinen. Op tv lijkt het één vlakte maar er zijn wel degelijk trappen en er is een serieus hoogteverschil tussen de uitgang van het kasteel en de vijver of het zogenaamde “Kanaal”.
Het is een gigantische tuin. Deze vond ik nog impressionanter dan het kasteel. Een paar wegwijzers hadden hier en daar ook niet misstaan. Het is een beetje blind zoeken naar de bekende plekken in de tuin: het kleine en grote Trianon en het voor mij onbekende gehucht ‘Hameau van de koningin’. Die bekende plekken blijken nog redelijk ver in de hof te liggen en zonder wegwijzers niet eenvoudig te vinden maar het is ons uiteindelijk gelukt. Zoals vermeld zijn de fonteinen nog niet in werking maar ook de beelden waren nog ingepakt ter bescherming van vocht en vorst. Dat maakt dat zo’n tuin er halfweg maart toch iets minder leuk uitziet dan je zou denken.
Het kleine Trianon hebben we bezocht en dit was klein. Klein in vergelijking met het hoofdkasteel tenminste, wel groot in vergelijking met mijn nederige stulpje en ik zou het niet willen kuisen. Vanuit dit stulpje van Marie-Antoinette zijn we dan tot aan het gehucht Humeau gewandeld (je kan ook golfkarretjes huren voor de minder actieve wandelaars). En dat vond ik het leukste plekje van Versailles. Een beetje stom wel. Marie-Antoinette heeft dit laten bouwen omdat ze een eigen gehuchtje wou dat leek op het ‘gewone leven’.
Ik snap het wel als ik de grootsheid zie van de rest maar toch. Het is een beetje vreemd dat rijke mensen een “arm” dorp nabouwen omwille van de gezelligheid. Het is wel een heel leuke plek om te zijn, er zijn bankjes, niet te veel volk en er is een boerderij met konijntjes, geitjes en een varkentje.
Van daaruit zijn we dan naar de grote Trianon gewandeld (via een omweg want er waren geen wegwijzers). Daar zijn we niet meer binnen geweest, mijn voeten begonnen pijnlijk te worden dus was het tijd voor de terugtocht. Aan het kanaal heb ik een superlekkere pannenkoek gegeten en een warme chocomelk gedronken. Het deed deugd, vooral omdat ik ook even op een bankje kon zitten.
We hebben het bezoek daar beëindigd (eindigen op een hoogtepunt noemen ze dat). Het was dan ook al dik vier uur in de namiddag.
Conclusie
Versailles is een mooi maar vooral groot kasteel. Ik heb al mooier ingerichte kastelen gezien zowel in Frankrijk als in Duitsland. Het is ook gewoon veel te druk en dat vind ik sowieso niet leuk. De tuin was wel kalmer en dus ook mijn aangenaamste plek. De Hameau van Marie-Antoinette vond ik zelf het leukste stukje, ondanks de geschiedenis erachter.
Je moet het gezien hebben omdat het zo’n monument is, maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Louvre, zou ik er niet direct terug gaan.
👍👍