Auteur: GER BEUKENKAMP
Datum publicatie: 31 oktober 2009
Uitgever: Atlas contact
256 pagina’s
Focus
De titel van dit boek kon niet veel explicieter. De auteur heeft het over schrijven voor film, toneel en televisie. Dit blijkt een heel andere discipline dan romanschrijven. Alle rarigheden van deze kunstvormen komen aan bod.
Waar ga ik echt iets mee doen?
In de inleiding maakt de schrijver al duidelijk dat dit een boek wordt voor mij: “De eenzame schrijver moet creëren niet analyseren.” En hij houdt zich aan de belofte, er komen geen uitgebreide analyses van toneelstukken of films die ik nooit gezien heb. In de loop van het boek vertelt hij wat hij belangrijk vindt bij het schrijven.
De schrijver zweert bij karakterdossiers waarin de grootste angst en wens van het personage centraal staat. Hij geeft hierbij een aantal tips die kunnen helpen: zorg dat de kijker direct weet waar het personage zijn geld vandaan haalt, een specifiek manier van spreken verrijkt het personage, een lichamelijk probleem geeft het personage iets sympathieks, enzovoort. Nuttige tips maar het heeft me niet overtuigd om dossiers aan te leggen.
Het belangrijkste verschil met romanschrijvers is volgens hem dat je geen mededelingen kan doen of toestanden kan beschrijven. Alles moet gebeuren op het toneel.
De auteur biedt hiervoor een aantal hulpmiddelen:
– zorg ervoor dat het publiek meer weet dan het personage
– bedenk zoveel mogelijk zaken die de vraag “en toen, en toen, en toen?” beantwoorden (hij noemt het letterlijk ‘het verhaal rekken’)
– centraal in elk stuk staat PTO centraal: plaats, tijd en omstandigheden
– “het moment” kan helpen om decor te geven aan het stuk. Het gaat dan om een externe gebeurtenis (bv. Kerstmis, pasen, carnaval, enzovoort). Dat zijn allemaal momenten die inspiratie kunnen geven en kunnen helpen om te rekken.
Zijn uitleg over verschillende soorten plot en over criteria voor goede dialoog was dan weer te veel theorie voor mij. Ik onthoud hieruit vooral dat een dialoog moet karakteriseren (iedereen spreekt anders) en dat elke dialoog een onderliggende actie moet bevatten.
Aangezien ik graag een min of meer komisch toneelstuk wil schrijven, was ik sterk geïnteresseerd in informatie daarover. Ik leerde dat komische toneelstukken altijd over een groep mensen gaan (niet één hoofdpersonage) en daar had ik nog nooit bij stilgestaan. Daarnaast gaf de schrijver enkele voorbeelden van elementen die doen lachen: overdrijvingen, tegenstellingen, mechanisering en herkenning. Niet echt de grote nieuwigheden maar toch nuttig om te weten.
Conclusie
Het was een leuk boek om te lezen. Hij schrijft het niet als een handleiding maar als elementen die je kan gebruiken als schrijver en daar hou ik van. Ik hoop dat ik er iets van onthoud zodat ik er bij het schrijven van een toneelstuk rekening mee hou.
Aan het werk dus 😉😊👍