Zwijnenboel in de dierentuin – hoofdstuk 1

Hieronder kunnen jullie het eerste hoofdstuk lezen van het boekidee dat ik instuurde voor de wedstrijd van Evander (Zie ook de achterflap van het boek in de blog van 27/11)

Solhem stapt het kantoor binnen en meldt zich aan bij het onthaal. Achter de desk zit een iets oudere dame die stug typt op haar computer, pas na een halve minuut kijkt ze op. ‘Goeiemorgen, kan ik u helpen?’
Solhem vormt een glimlach op zijn lippen, zijn ogen lachen niet mee, ‘Goeiemorgen, ik ben Solhem Santow, ik heb een afspraak voor een sollicitatiegesprek met mijnheer Lodewijckx voor de job van onderzoeker.’
Ze knikt. ‘Gaat u daar maar even zitten, ze komen u zo dadelijk halen.’ en ze wijst hem een stoel aan. 
Solhem vraagt zich af wie “ze” zijn. Uiteindelijk heeft hij enkel met de heer Lodewijckx een afspraak. De dame achter onthaal blijft hem aanstaren. Hij wiebelt op de stoel en overweegt even terug naar buiten te lopen. Hij slaakt een zucht van verlichting wanneer iemand zijn naam roept ‘Mijnheer Santow?’.
De vrouw in kwestie komt uit een deur waarop ‘verboden toegang’ staat en draagt een keurig beige mantelpakje. Solhem strijkt even over zijn bloedrode hemd en trekt zijn geruite blauwe broek op. Hij loopt op haar af, maar aarzelt dan omwille van het bordje ‘verboden toegang’. Zij is al de gang ingelopen en kijkt achterom, ‘Volgt u mij?’ Haar hoge hakken weerklinken luid op de tegelvloer. De vrouw is net iets te fel geschminkt rond de ogen en Solhem ziet de ringafdruk om haar ringvinger waar nog niet lang geleden een ring zat. 

In de vergaderzaal zit een man die opstaat van zodra ze binnenkomen, ‘Goeiemorgen, mijnheer Santow, ik ben Luc Lodewijckx, diensthoofd van het team onderzoekers. En dit,’ hij wijst naar de dame, ‘is mevrouw de Jong, onze HR-medewerker.’ Hij raakt haar zacht aan, maar ze duwt zijn hand net iets te hard weg. 
‘Zo mijnheer Santow, kan u zichzelf even voorstellen?’
‘Jawel, ik ben Solhem Santow, 45 jaar en ik woon samen met mijn hond, mijn kat en twee konijnen.’
De twee wenkbrauwen van mijnheer Lodewijckx gaan omhoog, ‘Origineel. En waarom stelt u zich kandidaat voor deze functie?’
‘Ik ben van nature een zeer analytisch persoon en ik ben ervan overtuigd dat ik een grote meerwaarde zou zijn voor dit bedrijf.’
‘En wat weet u over ons bedrijf?’
‘Ah, ik weet heel veel over het bedrijf.’ Waarna het stil blijft.
Mijnheer Lodewijckx kijkt mevrouw de Jong aan die vragend opkijkt, ‘Kan u iets meer detail geven?’
‘Hmm, jaja, natuurlijk. Het bedrijf heet Make Robots Work. Er werken 150 mensen en het is gelegen in het centrum van de stad.’ Zelfvoldaan kijkt hij hen aan.
Weer die vreemde blik van mevrouw de Jong naar mijnheer Lodewijckx, ze zijn duidelijk onder de indruk.
‘Oké, en kan u ook zeggen wat wij hier doen?’ Mevrouw de Jong tikt met haar pen tegen haar lippen.
Solhem produceert opnieuw een glimlach op zijn lippen, ‘Oh ja, uiteraard, jullie maken robotten die ervoor zorgen dat bedrijven efficiënter kunnen werken.’

Beide interviewers zuchten bijna synchroon als reactie op dit antwoord. Mijnheer Lodewijckx bladert demonstratief door het dossier dat voor hem op de tafel ligt. ‘Hmm, dus mijnheer Solhem u heeft geen ervaring als onderzoeker maar u bent ervan overtuigd dat u deze job toch aankunt door hetgeen u in de afgelopen twee jaar hebt geleerd? Kan u ons misschien verduidelijken aan welke onderwijsinstelling u deze capaciteiten heeft opgedaan? Ik lijk dit niet terug te vinden in uw CV?’
Solhem knikt, gaat rechtop zitten met schouders vooruit, ‘Oh, maar ik ben een volledige autodidact, ik heb geen school nodig Ik haal al mijn kennis uit boeken en train dagelijks mijn onderzoeksspieren.’
Mevrouw de Jong wisselt een blik van verstandhouding met mijnheer Lodewijckx en schrapt iets op het formulier dat ze voor zich heeft liggen.

‘U zal begrijpen dat het voor ons moeilijk is om op basis daarvan te beoordelen of u in staat bent om wetenschappelijke onderzoeken uit te voeren of rapporten te schrijven?’
Weer knikt Solhem, ‘Ik kan u anders een voorbeeldje geven van mijn kwaliteiten?’
‘Ja graag, welk onderzoek heeft u eerder gedaan?’
‘Wel ik heb vastgesteld dat u, mevrouw de Jong, recent uw echtgenoot verlaten heeft. Vermoedelijk dacht u zo bij uw minnaar, mijnheer Lodewijckx terecht te kunnen. Maar gelet op het feit dat hij zijn trouwring wel nog draagt, heeft de heer Lodewijckx beslist om nog bij zijn echtgenote te blijven waardoor u nu zowel zonder man als zonder minnaar zit.’ Hij leunt achterover en lacht hen nu echt vriendelijk toe. 
Beide interviewers kijken Solhem met open mond aan. In de ogen van mevrouw de Jong zijn tranen zichtbaar geworden. Mijnheer Lodewijckx stottert met een trillende stem, ‘Mijnheer Santow, we zullen het gesprek hier beëindigen, u kan gaan.’
Solhem vermoedt dat de trilling voortkomt uit het feit dat hij zo onder de indruk is, ‘Oké, dank u wel, wanneer mag ik een antwoord verwachten?’
Mijnheer Lodewijckx’ gezicht is nu bloedrood, speeksel vliegt op het blad voor hem, ‘U kan dit onmiddellijk verwachten, wij zullen u niet aannemen.’

Enkele minuten later staat Solhem buiten. Dit is al de tiende keer dat een gesprek op gelijkaardige wijze eindigt. Zuchtend gaat hij zitten op een bankje. Hij staart naar de ingang van het gebouw. ‘Dag mijnheer De Duif, ik weet niet hoe u tegenover mensen staat, maar mijn geloof is wel wat aan het dalen. Ik ben duidelijk de beste kandidaat voor deze functie maar ze zien het niet.’ De duif aan zijn voeten draait zich om en loopt verder pikkend op de grond. Ook hij snapt het niet, Solhem haalt zijn schouders op en verlaat het bedrijfsterrein.

Diep in gedachten verzonken wandelt Solhem naar huis, hij springt op wanneer een politiesirene vlak naast hem afgaat. De politie-agent roept door het open raam van de wagen: ‘Mijnheer kan u zo snel mogelijk de straat verlaten? Er is een tijger ontsnapt uit de dierentuin en iedereen moet binnen blijven en ramen en deuren gesloten houden!’
‘Een tijger?’ Solhem is gestopt met wandelen en kijkt de politie-agent met een lege blik aan.
De agent draait met zijn ogen, ‘Ja een tijger! Je weet wel zo’n geel beest met strepen en scherpe tanden. Die wilt u echt niet tegenkomen! Moet u nog ver lopen?’
Solhem schudt zijn hoofd, ‘Neen ik woon hier achter de hoek.’ Hij heft zijn hand half op en gaat er snel vandoor. De laatste vijfhonderd meter doet hij aan snelwandelen en kijkt hij constant achterom. Hij haalt opgelucht adem wanneer hij de voordeur achter zich dichttrekt. Even schrikt hij van het beest dat hem in de gang opwacht maar dan aait hij de kat, ‘Zo Pluisje, jij bent in elke geval niet ontsnapt.’ De oude hond Watson heft verontwaardigd zijn kop op. Het lawaai heeft hem wakker gemaakt. Grommend legt hij zich terug neer. 

Hoewel hij voor zijn vertrek al een kopje koffie dronk, lijkt het Solhem geen slecht idee een tweede te nemen. Met zijn dampende kop in de hand, kijkt hij rond maar blijft dan staan. Uiteindelijk blijkt uit onderzoek dat cafeïne sneller in de hersenen terecht komt als je hem rechtopstaand uitdrinkt. En dat goedje stimuleert de hersenen, dat weet iedereen. Hij nipt van zijn koffie en probeert ondertussen de ruggen te lezen van de boeken die op elke stoel en zetel liggen. Misschien kan hij straks een stoel leeglezen en morgen eens zittend een kop koffie drinken.

Solhem weet dat lichaamsbeweging belangrijk is, dus dat is zijn volgende agendapunt. Helaas is hij niet zo sportief dus voorlopig leest hij er alleen over, doen is voor later. Zoals iedere ochtend leest hij 5 pagina’s in een boek over kickboksen. Er zijn onderzoeken die bevestigen dat hersenen de spieren stimuleren gewoon door te denken dat ze bewegen. Dus dat doet Solhem.
Na het ochtendritueel is het tijd voor wat ontspannende radio.
“Dus mevrouw de directeur, deze ontsnapte tijger is al het derde incident deze week. Is de dierentuin nog wel veilig?” Dat is niet de ontspannende muziek die Solhem verwachtte, hij zet de radio wat luider want zeiden ze nu het derde incident? 
“Ik begrijp dat hier bezorgdheid over is maar we hebben in de afgelopen week ingezet op extra beveiliging en ik ben ervan overtuigd dat dit zijn vruchten zal afwerpen. Ook de politie zet alles in op het vinden van de daders.” 
‘Hoor je dat Rabbit en Bunny?’, Hij zet het deurtje van hun kooi open zodat ze even rond kunnen wandelen, ‘Er is sprake van daders. Die tijger is blijkbaar niet vanzelf ontsnapt.’ De konijnen stappen voorzichtig buiten hun kooi maar kijken achterdochtig naar de kat die hen vanop een hoge kast gadeslaat.
“Over de daders gesproken. Zijn jullie zeker dat het gaat om kwaad opzet? Hoe weten jullie dat deze incidenten het gevolg zijn van externen en dat er niet gewoon sprake is van slecht beheer?” 
Mevrouw de directeur blaast in de microfoon en verheft haar stem een beetje. “Slecht beheer? De dierentuin is er nog nooit zo goed aan toe geweest. Er zijn genoeg bewijzen die aantonen dat zowel deze ontsnapte tijger, de pinguïn die bij de leeuw zat als de varkens bij de olifanten het gevolg zijn van kwaad opzet. En als u me nu wil verontschuldigen. Ik ben dringend terug nodig ter plaatse.” 
“Uiteraard mevrouw de directeur. Dank voor dit gesprek. Aan de luisteraars doen we nogmaals de oproep om zo snel mogelijk te reageren als u de tijger ziet door te bellen naar de politie. Probeer hem vooral zelf niet te vangen, het dier is gevaarlijk.” Er begint één of ander popmuziekje dat Solhem vaag herkent maar niet kan thuisbrengen. Hij is geen fan van moderne muziek en zet het toestel uit. 

Zo, zo, er is dus meer aan de hand bij de dierentuin. Misschien is dit wel de kans waarop hij heeft gewacht. Zou hij eindelijk bij een zaak die ertoe doet, kunnen aantonen dat hij effectief de kwaliteiten heeft van een detective?
‘Wat denken jullie Bunny en Rabbit? Zullen we hen een handje helpen?’ Enkel Bunny kijkt op. Rabbit houdt Pluisje aandachtig in de gaten. Wanneer de kat elegant van de kast springt, hoppen beide konijnen zo snel als ze kunnen terug hun kooi in.
‘Ah minitijger, hou toch op met die konijnen zo te doen schrikken.’, Solhem sluit de kooi en de kat gaat rustig naast Watson liggen, haar ogen staren naar de konijnen en haar staart slaat traag heen en weer. 

Solhem klakt afkeurend met zijn tong en verlegt twee boeken van zijn bureaustoel op een hoop boeken op de eettafel. De stapel valt net niet om. Zijn bureau doet hem bijzonder voelen. Het gekraste hout doet denken aan de bibliotheek in een oud kasteel en de schuiven zijn mooi afgewerkt met miniatuurtekeningen. Hij knipt de groene lamp aan, een lamp die hij onlangs voor veel te veel geld kocht op een plaatselijke rommelmarkt. Het geeft klasse aan het klassieke meubel. Het enige wat uit de toon valt is de hippe computer. Maar een beetje speurder kan de dag van vandaag niet meer zonder. Uiteraard gebruikt hij ook nog steeds een notitieboekje met pen. Hierin schrijft hij belanghebbende zaken die hij vindt op het internet of die hij hoort tijdens gesprekken want je kan de computer niet overal mee naartoe nemen. Het notitieboekje is nog maagdelijk wit omdat hij nog niet veel zaken heeft onderzocht. Hij schrijft trots in grote letters op de eerste pagina DE ZAAK VAN DE DIERENTUIN. 

Straks zal hij zijn diensten aanbieden aan de dierentuin maar eerst wil hij alle informatie vinden over de gebeurtenissen van de afgelopen week. Na een paar klikken op het internet vindt hij al terug dat het allemaal zondag is begonnen. De verzorger van de olifanten zag dat de beesten zich opgewonden gedroegen. Ze bleven allemaal in een klein hoekje van hun verblijf staan. Toen hij wat dichter ging kijken, bleken er drie varkens aanwezig in het olifantenverblijf. Ze hebben de beesten kunnen vangen maar het is onduidelijk waar ze vandaan kwamen. Ze zijn opgehaald door een varkensboer die ze naar de slachter zou brengen als er geen eigenaar opdook. Op dat moment waren ze nog niet helemaal gealarmeerd. Er werd gedacht aan een uit de hand gelopen studentengrap en er was geen schade dus liet de dierentuin het zo. 

Toen er één van de pinguïns in het verblijf van de leeuwen opdook dinsdag, was er al iets meer paniek. De pinguïn stierf van de stress nadat hij op het nippertje gered was van de brullende leeuw. Dit was geen toeval meer. Op dat moment heeft de directeur de politie verwittigd en verscheen er voor het eerst een artikel in de krant over de gebeurtenissen. Over de ontsnapte tijger staat er enkel een klein artikel online. Vanmorgen ontdekte de medewerker van de zoo die de tijger eten kwam geven dat hij niet meer in zijn hok was. De deur stond open en de tijger was verdwenen. Een snelle zoektocht op het domein leverde niets op. De dierentuin is voorlopig gesloten tot de tijger terug gevonden wordt. Solhem noteert de belangrijke data, namen en gebeurtenissen in zijn boekje en gebruikt hiervoor zijn mooiste handschrift. 

‘Kom Watson, ik laat je nog even buiten voor ik vertrek.’ De hond staat met duidelijke tegenzin op en blijft zo dicht mogelijk bij de achterdeur staan om zijn blaas te legen. ‘Lui beest!’ Solhem zegt het al lachend en knuffelt hem wanneer hij weer binnenkomt. Watson kwispelt als teken van zijn appreciatie. Solhem sluit de achterdeur en checkt nog even de water- en eetvoorraad van de dieren. In de hal doet hij zijn regenjas aan, zet zijn hoed op en neemt hij zijn wandelstok. De wandelstok heeft hij niet nodig om te kunnen stappen, maar de stok zorgt ervoor, samen met de hoed, dat hij zich professioneel voelt. Hij werpt een trotse blik in de spiegel en steekt het notitieboekje met pen in de grote linkerzak van zijn jas. 

De voordeur gaat open en Solhem verstijft. Twee groene ogen staren hem aan, Solhem kijkt naar de gestreepte kop en de traag zwiepende staart. De spieren in zijn poten zijn gespannen, klaar om te springen. Solhem blijft stokstijf staan, gaat met zijn hand in zijn rechterzak, neemt zijn telefoon en belt 112. 

2 Reacties on “Zwijnenboel in de dierentuin – hoofdstuk 1

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *