Door de enorme voordeur voel ik me een kabouter. Mijn benen trillen en ik krijg mijn ademhaling niet onder controle. Hoewel ik met mijn rug naar haar gekeerd sta, voel ik hoe Jenny naar me kijkt. Ze drong aan, zij wilde me brengen. Eerst protesteerde ik nog maar deze ochtend was ik blij dat ze zo volhardend was. De zenuwen waren veel erger dan ik had gedacht, een rit van 2 uur was me gewoon niet gelukt. De hele autorit zaten we in stilte naast elkaar. Ze wou meekomen tot aan de voordeur maar ik moet dit alleen doen. Al vier keer telde ik tot drie met de bedoeling op de bel te drukken maar het lukt me niet. Nog even geduld. Ik zet enkele stappen achteruit en bekijk het huis iets beter. Het is zo’n hip modern ding. De afwisseling tussen het witte beton en de grote ramen geeft het een kille look. Het is niet zo uitnodigend als het huisje van mijn grootmoeder met de kleine raampjes en warme rode stoffen gordijnen.
Ik schrik op van de trilling in mijn broekzak, een berichtje. ‘Wat is het ergste dat er kan gebeuren?’ Ik lach mijn nerveuze lach, draai me om en kijk naar Jenny. Ze hangt uit het raam van mijn oude Golf en haalt haar schouders op. Ze heeft gelijk, wat kan er gebeuren? Dus druk ik op de bel. Mijn hartslag slaat direct een paar slagen meer per minuut. Het blijft even stil en opgelucht denk ik dat er niemand thuis is. Maar dan hoor ik de hakken op een marmeren vloer en krijg ik het warm. Ik begin te zweten, voel de zweetkringen ontstaan onder mijn oksels en krijg het nog warmer.
De deur zwaait open. ‘Ja?’ Ik zet twee stappen achteruit en staar haar aan. Ik probeer mijn ogen af te wenden maar kan alleen maar staren. De vrouw toont haar leeftijd door een klassieke bloemenschort, haar grijze haar en de bril op haar neus maar de scherpe blik in haar ogen doet haar jeugdig overkomen. Ze veegt haar handen droog aan het schort en staart terug. Het lijkt minuten te duren.
‘Ja? Kan. Ik. U. Helpen?’ Ze spreekt traag en duidelijk, alsof ik geen Nederlands zou kunnen.
Ik kuch en vind dan mijn stem terug. ‘Excuseer dat ik stoor, zou mijnheer Liekens aanwezig zijn?’
Haar blik wordt wantrouwig. ‘Heeft u een afspraak?’
Ik voel mijn wangen langzaam rood worden en begin te stamelen. ‘Euhm neen niet echt maar ik dacht, ik dacht, …’
Haar donkergroene ogen verharden. ‘Je dacht?’
Ik adem diep in ‘Ik dacht dat mijnheer Liekens mijn verhaal wel zou willen horen.’ Ze kijkt me nog steeds aan met keiharde ogen. Dan zie ik dat deze vrouw met donkergroene ogen het ook ziet en grijp mijn kans. ‘U weet dat mijn verhaal interessant en belangrijk kan zijn.’ En dan, nadat ze geen aanstalten maakt, ‘Alstublieft.’ Ik probeer niet wanhopig te klinken maar het lukt me maar deels.
‘Wacht hier.’ Ze klinkt hard maar haar ogen lijken zachter geworden. Ik schrik als de deur luid dichtvalt maar blijf staan in de hoop dat ze effectief terugkomt.
Jenny toetert. Ik draai me met een ruk om en doe teken dat ze zich rustig moet houden. Ze steekt vragend een duim op. Ik reageer met een duim en draai mijn gezicht terug naar de deur. Dan hoor ik de hakken terugkeren en de deur gaat terug open. ‘Kom binnen.’
Voorzichtig stap ik een veel te grote hal binnen. Ze leidt me naar een soort ontvangstruimte net zo klinisch als de buitenkant van het huis. ‘Ga zitten. Hij komt zo.’ Ik ga zitten in één van de oncomfortabele uitziende designzetel en durf amper te bewegen. Er staan vier dezelfde zetels rond een klein tafeltje. Op de muren hangt moderne kunst, veel kleuren en weinig beelden. Er is één groot raam met melkglas dus je kan niet naar buiten kijken. Ik voel me zeer ongemakkelijk en heb schrik dat ik hier iets zal breken, zoals die groene vaas waar één roos inzit, of het porseleinen beeld dat in het midden van de tafel staat. Het ziet er allemaal veel te kostbaar uit.
Hoe ben ik hier in godsnaam terecht gekomen? Na het overlijden van mijn grootmoeder, dacht ik nooit nog familie te hebben. En toen kwam de e-mail. Er zat een bijlage bij, een pdf-bestand. Ik klikte er op zonder erbij na te denken en keek direct in mijn eigen ogen. Het waren exact dezelfde ogen. Het was een artikel uit een tijdschrift, iets over zaken. Het artikel bevatte een interview met mijnheer Liekens, een rijke zakenman die vertelde over zijn leven, hoe hij gekomen was waar hij was gekomen. Mijnheer Liekens had niet alleen dezelfde ogen. Ik zag hoe ik er binnen 20 jaar zou uitzien, licht verouderd maar duidelijk herkenbaar. Ik heb het interview op dat moment niet gelezen maar gewoon naar de foto gestaard. Tot Jenny mijn kamer kwam binnenstormen om één of ander verhaal te vertellen. Toen ze de foto zag op het computerscherm stopte ze direct met praten. Het was ook voor haar onmiddellijk duidelijk. Ik kon niets ontkennen. Die donkergroene ogen heb ik bij niemand eerder gezien. Na 1 uur samen staren, sloot ik de pdf.
Jenny wou dat ik hier iets mee deed maar ik kon van niemand bevestiging krijgen. Dus wat viel er te ondernemen? Na nog wat protesten hield ze op met aandringen. Ik heb uiteindelijk het artikel verschillende keren gelezen. Het bevestigde vermoedens maar meer ook niet. Ik wist niet waar ik kon beginnen om bewijs te verzamelen. Jenny liet het uiteraard niet zomaar los. Twee weken geleden kwam ze met een volledig dossier over de heer Liekens, inclusief zijn adres en zijn volledige levensgeschiedenis. Ze wist vermoedelijk meer over hem dan zijn eigen moeder. Ze kon zelfs aantonen dat hij in de buurt was van mijn moeder toen ze zwanger werd. Toen kon ik het niet meer loslaten. En nu zit ik hier.
Zware stappen komen dichterbij. De deur gaat open en daar staat hij dan, de man van de foto, van het dossier. Halfweg zijn begroeting houdt hij stil. Zijn hand om me welkom te heten, hangt nog tussen ons in.
Met de woorden ‘Ik denk dat u mijn moeder kende 23 jaar geleden?’ maak ik de ongemakkelijk stilte nog iets ongemakkelijker.
Hij trekt zijn hand terug en gaat zitten terwijl hij me blijft aanstaren. ‘Rita Devos?’ Ik knik en ga terug zitten. Het blijft enkele minuten stil en ik begin me af te vragen hoelang ik zo moet blijven zitten, wanneer ik iets moet zeggen of wanneer ik moet vertrekken.
Dan begint hij te praten. ‘Ze was ineens verdwenen. Ik was kapot van liefdesverdriet. Nooit heb ik nog de liefde gevonden. De weken voor haar vertrek had ze af en toe laten vallen dat ze vond dat ik iemand moest zoeken binnen “mijn kringen”. Ik dacht dat ze het als grapje bedoelde maar toen verdween ze. Nooit heb ik iemand gevonden zoals zij.’ Al die tijd kijkt hij naar de grond. Wanneer hij opkijkt, lijkt hij ineens te beseffen dat ik er ben. ‘En nu ben jij hier. Sorry maar ik heb je naam niet gehoord.’
Ik twijfel en stamel dan ‘Ik euhm had mijn naam nog niet gezegd. Euhm ik heet Ronny, Ronny Junior Devos’. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes om zijn reactie te peilen.
Een lachsalvo klinkt van diep uit zijn keel. ‘En hoe heeft ze dat uitgelegd?’
Ik zucht opgelucht ‘Niet, ze zei dat ze dat gewoon leuk vond klinken.’ Ik haal mijn schouders op.
De deur gaat open en de oudere vrouw in bloemetjesschort komt binnen met koffie. Ronny senior staat op ‘Moeder, mag ik je voorstellen. Ronny Junior, uw kleinzoon.’
Ik zag het levendig voor mijn ogen. Zo mooi geschreven. 👍
Prachtige openingszin trouwens, die voordeur..
De kortverhalen worden iets langer.Hmm,
Tijd misschien voor iets meer?
Vlot gelezen en leuk 🙂
Heel mooi!
Prachtig weer 😊👍
Mooi 😍