Euhm wat? Ja, ik snap het als je even niet kan volgen. Het heeft me ook een zoektocht op internet gekost om te weten waar iedereen het over had. Want het is wel één van de standaardvragen die gesteld wordt aan schrijvers: ben je een plotter of een pantser?
Wat betekenen deze twee vreemde Engelse termen in de context van schrijvers? Ze verwijzen naar de manier waarop iemand schrijft en dan vooral hoe je het schrijven van een boek aanpakt. Plotter, pantser en plantser, het zijn werkwijzen van schrijvers. Zo komen we tot drie types van schrijvers:
De Plotter
Een plotter is een planner (“to plot” = plannen). Deze schrijvers denken hun boek op voorhand uit. Ze weten hoe het gaat starten, hoe het einde eruit zal zien en wat er tussenin gaat gebeuren. Sommige plotters schrijven zelfs op wat er in elke scène gaat gebeuren. En als alles uitgedacht is, dan pas gaan deze schrijvers schrijven. Er zijn uiteraard verschillende niveaus van plotters, van elk detail plannen tot enkel de basis plannen, maar in het kort: een plotter heeft zijn boek gepland voordat het eerste woord op papier verschijnt.
De Pantser
Een pantser is het tegengestelde van een plotter. Een schrijver die aangeeft dat hij/zij een pantser is, plant niets maar “ontdekt” het boek terwijl hij/zij het schrijft. Het woord is afkomstig van een Engels gezegde: “flies by the seat of their pants”. Dit betekent dat iemand instinctief werkt, eerder dan op basis van logica of kennis. In de wereld van schrijven betekent het beginnen met schrijven op basis van een idee en zien wat er gebeurt. Een pantser weet dus weinig tot niets voordat het schrijven start. Ook hier zijn er verschillende soorten, schrijvers die gewoon schrijven en niets op voorhand uitzoeken of schrijvers die geen details weten van het boek maar bijvoorbeeld wel weten hoe het zal beginnen of eindigen of hoe een personage zal evolueren.
De Plantser
Een derde type schrijver is eigenlijk wat de meeste schrijvers zijn: plantsers. Lekker origineel: een samenvoeging van Plotter en Pantser en verrassing: het is een beetje van allebei. Het zijn schrijvers die deels dingen uitdenken op voorhand maar daarnaast ook niet alle details van hun boeken weten en in de loop van het schrijven sommige elementen ontdekken. Dankzij dit type kan iedere schrijver een plekje krijgen in het 3-types-systeem…
Wat is het beste?
Er is niet echt “een beste” aangezien alles zijn voor- en nadelen heeft. Ik ben zelf, zoals de meesten, een plantser. Ik zie in beide hoofdtypes voordelen dus ik probeer die te combineren. Door een boek te plannen, vermijd ik dat ik ineens vastloop en niet meer weet wat nog te schrijven, er is altijd nog iets te schrijven. Het nadeel van te sterk plannen is voor mij dat ik het boek al beu zou zijn voordat ik gestart ben. Het moet nog een beetje leuk blijven. En dan komt het voordeel van een pantser naar voren. Als je niet weet wat er zal gebeuren, kan alles nog en dat maakt het fijn om te schrijven. Elk idee dat opkomt, kan je in het boek verwerken zonder dat je een volledige planning moet herwerken.
Wat ik zelf doe, is een basisplanning maken waarbij ik het verhaal uitschrijf. Dit geeft me een idee van wat er in elke fase van het boek kan gebeuren. Ik schat het aantal scènes per gebeurtenis zodat ik een beetje zicht heb op de lengte van het boek waardoor ik beter kan plannen hoeveel woorden ik elke dag/week moet schrijven om het in een bepaalde tijd af te hebben. En dan schrijf ik de eerste versie (versie 0) van het boek. Dit loopt dan helemaal anders dan gepland, zo blijkt. Dus toch een beetje pantser maar ik vind plannen nu eenmaal leuk, ook als het nergens toe leidt.