‘Goeiemorgen!’ Het licht gaat onmiddellijk vol aan. Ik zucht en probeer mijn ogen nog even dicht te houden. Zo gaat dat al bijna 70 jaar. Ze komt ‘s morgens de kamer binnen, roept goeiemorgen, knipt het licht aan en geeft me een kus. Door die kus moet ik mijn ogen wel opendoen. Ik kijk in haar helderblauwe ogen en naar haar lach, even mooi als op de eerste ochtend. Zo snel als ze binnenkwam, is ze terug vertrokken. Weg naar de keuken om de koffie te zetten. Ik wil haar al sinds die eerste dag zeggen dat ik liever zachtjes ontwaak maar als je te lang wacht, wordt het ongemakkelijk om er iets over te zeggen. Misschien morgen. Ik kom uit bed, iets trager dan op onze eerste dag. Mijn routine verloopt altijd trager dan de hare. Ik start in de badkamer waar de gebruikelijke vierde plas van de afgelopen 8 uur plaatsvindt, nog een verandering ten opzichte van toen.
In de spiegel zie ik alleen maar grijs dun haar, mijn schedel is amper nog bedekt. Waar gaat dat haar toch naartoe? Als ik aan mezelf denk, zie ik me als veertiger met een dikke bos zwart haar maar elke ochtend moet ik de confrontatie aangaan. Ontkennen heeft geen zin, ik word, of neen juister, ik ben oud. Vandaag weer een jaar erbij. De tocht naar de keuken duurt langer dan verwacht, ik trapte even op mijn adem en moest bekomen halfweg de trap. Uiteindelijk is het gelukt.
Zij is er ook en de koffie ruikt heerlijk. In stilte zitten we aan de eettafel te genieten van het zwarte vocht. We kunnen nog even doen alsof alles goed is. De rust is straks voorbij. Met verjaardagen komen ze elk jaar allemaal langs. De twee zonen, de dochter en de 5 kleinkinderen. Ze waren ongerust. Ieder jaar bakken we een taart. En als ik zeg we, dan bedoel ik Lisa. Zij bakt de taart. Dit jaar lukt het haar niet meer, dus ga ik bakken. Ze hadden voorgesteld om een taart van de bakker mee te brengen maar een gekochte taart is geen taart. ‘Zelfgebakken of geen’, zegt Lisa altijd. Dus bak ik. Ik heb het recept opgezocht en al vier keer nagelezen. Vorige week was er een test, bakken en proeven. Het ging redelijk goed, ik was maar drie dagen ziek. De taart was goed maar 12 stukken eten is blijkbaar niet zo gezond…
Ineens staat ze recht. Ik blijf verwonderd van hoeveel soepeler ze is dan ik. ‘Afwassen, Herman!’ Ze roept het net niet en laat het water lopen. Ze vergeet dat we een vaatwasser hebben maar ik laat het gebeuren. Ze spoelt alles af, zonder afwasproduct. Ik droog het af, zet het in de vaatwasser en draai de kraan dicht. Zo is iedereen gelukkig. Zij is alweer verdwenen, weg naar haar volgende taak. Ik kan haar nog moeilijk volgen. ‘Lisa?’ Ik hoor gerommel in het waskot en ga af op het geluid. ‘Laat die was maar! Ik zal beginnen aan de taart zodat ze kan afkoelen tegen straks. Kom je mee? Dan kan je me instructies geven.’ Het is nog wat vroeg maar ik wil na het bakken nog een dutje doen voordat iedereen arriveert. ‘Jij denkt gewoon van nog even te slapen voordat iedereen er is.’ Ze lacht luid en ik voel me betrapt. Ineens is er een schel geluid dat uit de eetkamer komt. Het duurt even voor we doorhebben wat er gebeurt. Het is de telefoon. Ik loop of beter, schuifel, richting het toestel. ‘Met Herman.’ ‘Dag pa, lukt het een beetje?’ Ik adem diep in om de opkomende kwaadheid weg te slikken. ‘Ja hoor, ik ben bijna klaar voor jullie. Ik begin direct met de taart. We zien je tegen drie uur?’ Het duurt net iets langer dan normaal voor hij reageert. ‘Ja pa, JIJ ziet ons om drie uur, tot straks en let op met de oven hé.’ ‘Doe ik.’ En ik leg af. ‘De kinderen vergeten precies dat wij volwassen mensen zijn!’ Ik zucht en ga naar de berging op zoek naar de ingrediënten voor een heerlijke aarbeientaart.
Er is altijd iets tekort ondanks mijn scrupuleuze voorbereidingen. Lisa zou de eieren meebrengen maar ik vind ze niet. Ik vloek, ze is die zeker vergeten. ‘Lisa! Lisa! Waar zijn de eieren? Je bent de eieren vergeten! Zonder kan ik toch geen taart bakken!’ Uit de keuken komt een ongeduldige stem die steeds luider gaat. ‘Neen ik ben die niet vergeten, kijk uit uw ogen, ze staan waarschijnlijk recht voor je neus!’ Ik kijk rond en ben er zeker van dat ze er niet zijn. Ik hoor dat ze dichterbij komt dus kijk ik nog eens extra goed maar ze staan er echt niet en dat zeg ik ook als ze naast me staat. ‘Ze staan er echt niet!’ Dan doet ze iets wat ze de afgelopen 70 jaar veel te vaak gedaan heeft. Ze neemt één pakje suiker op en tadaa daar staan de eieren. ‘Zie je wel.’ Ze draait met die mooie ogen van haar terwijl ik met mijn handen vol richting de keuken stap. Als ik zou kunnen, stampvoette ik maar dat lukt me niet meer zonder mijn enkels zeer te doen dus ik schuifel kwaad.
‘Oké, je kan dit!’ spreek ik mezelf moed in. Ik bak het deeg blind (jawel ik weet wat dat wil zeggen, tegenwoordig vind je alles op den internet) in twee taartvormen en zet ze in de oven. Dan maak ik de banketbakkersroom. De aardbeien snijd ik allemaal in mooie helftjes en dan is het wachten tot de oven klaar is. Ik dek de tafel met het mooi servies en ga zitten in de zetel. ‘Herman! Herman!’ Ik schrik wakker en loop, allez, stap snel, wat maak ik mezelf wijs, ik schuifel snel naar de keuken. Ondertussen weet ik dat je schuifelen dus op allerlei manieren kan.
‘Was je in slaap gevallen?!’ De toon in haar stem zegt me dat ik maar beter glashard ontken. Dus ik negeer haar opmerking ‘Het ruikt hier heerlijk!’ Ze kijkt me smalend aan en weet wat ik doe. ‘Jaja, je zou ze er beter uithalen als je niet wil dat ze verbranden!’ Ik doe wat ze me opdraagt en giet de banketbakkersroom in de vers gebakken taartbodems. De aardbeien komen er bovenop en het ziet er onverwacht goed uit. Ik kijk trots naar het resultaat. De keuken is een slagveld. En we hebben nog een uur om op te ruimen. We kijken rond en kijken dan naar elkaar. Zij zegt het eerst ‘Zullen we de keukendeur maar sluiten?’ En dat doen we. Enkele minuten later al gaat de bel. Ze zijn vroeg.
De kinderen lijken allemaal tegelijk aan te komen. De ‘gelukkige verjaardagen en op naar de 100’ vliegen me om de oren. Ze kijken vol verwondering naar de goed gelukte taarten. De verraste blikken die uitgewisseld worden, doen vermoeden dat ze in hun wagens een reservetaart hebben staan. Nadat ze allemaal een foto hebben genomen van de taart (dat hoort blijkbaar zo tegenwoordig), is het tijd om ze aan te snijden. Het mes komt in de handen van de oudste zoon terecht. Ik kijk rond de tafel en voel de warmte van de hele familie. Dan valt mijn oog op haar stoel, hij is leeg. De zoon staat recht en geeft een korte speech eindigend met de woorden ‘Ma zou trots op je geweest zijn.’ De jongste dochter vult aan ‘Maar ze zou het nooit geloven!’ Iedereen lacht. Het mes snijdt de taarten in 2 keer 6 stukken en ik huil wanneer ik ze proef.
Zo ontroerend en hartverwarmend. Prachtig!
Prachtig!!!👍👍
Zo mooi weer…